Studie-12

Studie 12 - Wie houdt wie vast?


Het idee voor deze studie is ontstaan toen ik twee Bijbelteksten in Hebreeën 3 las, en wel de verzen 6 en 14. Dit zijn die verzen, letterlijk genomen uit de Herziene Statenvertaling:


"Christus echter is getrouw over Zijn huis als Zoon. Zijn huis zijn wij, als wij tenminste de vrijmoedigheid en de roem van de hoop tot het einde toe onwrikbaar vasthouden" (Hebr. 3:6).


"Want wij hebben deel aan Christus gekregen, als wij tenminste het beginsel van de vaste grond van het geloof tot het einde toe onwrikbaar vasthouden, ... " (Hebr. 3:14)


En let dan eens op de gedeeltes van die verzen die ik onderstreept heb:


"Zijn huis zijn wij, als ... ," en


"Want wij hebben deel aan Christus gekregen, als ... ."


De woorden 'als' in beide teksten lijken een voorwaarde aan te geven, en lijken dus te betekenen 'indien'.


Maar als je het in vers 6 opvat als een voorwaarde, dan is dat in tegenspraak met wat ervóór staat, want daar staat: (v.6) Zijn huis zijn wij ... .


Zijn wij Zijn huis, of niet? En als we dat al zijn, waarom moeten we dan nog voldoen aan een voorwaarde? Als we Zijn huis zijn, dan is dat zo.  Wat moet er dan nog voor voorwaarde vervuld worden?


Daarom wil ik voorstellen dat de voorwaarde in vers 6 geen voorwaarde is maar een kenmerk.


En verder dat het 'als' in vers 14 wel een voorwaarde is, namelijk dat wij Hem vasthouden. Dat spreekt van volharding.


Ik wil hier twee andere Schriftgedeeltes bij halen, wat even een zijpaadje lijkt, maar ik kom op het bovenstaande terug. Beide teksten gaan over 'vasthouden'.


"Ook moet u heel de weg in gedachten houden waarop de HEERE, uw God, u deze veertig jaar in de woestijn geleid heeft, opdat Hij u zou verootmoedigen, en u op de proef zou stellen om te weten wat er in uw hart was, of u Zijn geboden in acht zou nemen of niet" (Deu. 8:2) en,


"Maar het is zo, toen de afgezanten van de vorsten van Babel, die een boodschap aan hem gestuurd hadden om te vragen naar het wonderteken dat in het land gebeurd was, dat God hem verliet, om hem op de proef te stellen, om alles te weten wat er in zijn hart omging" (2 Kronieken 32:31).


Let weer op de onderstreepte gedeeltes: "om te weten wat er in uw hart was" en "om alles te weten wat er in uw hart omging."


Weet God niet wat er in mijn hart is? Jazeker! Weet God niet wat er in mijn hart omgaat? Natuurlijk wel! Maar wat zal uiteindelijk de keuze zijn waarin ik wandel? Dat is aan mij om die keuze te maken. God weet alle dingen over mij, Hij kent de inhoud van de schuilhoeken van mijn hart (zie Spr. 20:27 en Hebr. 4:13), er is niets voor Hem verborgen.


Toen Hizkia aan de gezanten uit Babylon heel zijn rijkdom en bezit toonde, liet God hem los om te zien wat hij zou doen, hoe hij zou handelen. God voorzag waarschijnlijk wat Hizkia zou doen, maar zelfs nadat God hem losgelaten had, had hij nog steeds een keuze om God de eer te geven. De schrift zegt dat hij voor zijn eigen eer koos. Dat is altijd gevaarlijk, want je stelt je bloot aan satans zuiging.


Iemand zei eens tegen mij, dat God dit ook bij Lucifer gedaan had, en ik denk dat God dat deed nadat Hij ongerechtigheid in Lucifer zag (Eze. 28:15). Maar ook toen God hem losliet, had Lucifer nog steeds de keuze om God de eer te geven voor zijn schoonheid en alles wat hij bezat.


Nu kom ik terug op het begin van deze studie. Hebr.3:6 gaat erover dat God ons vasthoudt, wij zijn immers Zijn huis. Hij houdt van ons en wil ons heel dichtbij Zich hebben.

Maar Hij eist ook dat wij Hem vasthouden. Immers, hoe vinden wij het zelf als liefde niet beantwoord wordt? God is liefde, en heeft ons geschapen voor liefde en intimiteit. Maar als wij die liefde niet beantwoorden door Hem ook vast te houden, wat is onze liefde voor Hem dan waard?


Dus mijn antwoord op de vraag: 'Wie houdt wie vast?', is dat Hij ons èn wij Hem vasthouden. Of dat toch moeten doen. Het is wederzijds.


Het is zoals gerechtigheid liefhebben en ongerechtigheid haten (wat Jezus alle twee deed en daarom gezalfd werd met vreugdeolie boven Zijn deelgenoten; Hebr. 1:9-12), je kunt niet de een hebben zonder de ander. Is dat wel zo, dan zit je in de gevarenzone. Je moet ze alle twee doen: gerechtigheid liefhebben èn ongerechtigheid haten. Wie Jezus liefheeft om Wie Hij is, maar alleen maar omdat hij van eigen ongerechtigheid afwil of omdat hij niet naar de hel wil, is niet goed bezig.


En ook zo met het vasthouden: God houdt jou vast, wat zou je beginnen als Hij dat niet deed? Maar Hij wil dat jij Hem ook vasthoudt.


En dat sluit weer aan bij: "Blijf je behoudenis bewerken met vrezen en beven" (Fil. 2:12-13). God heeft je behoudenis bewerkt, maar jij mag er niet slordig mee omgaan!