Semantiek

'De semantiek of betekenisleer is een wetenschap die zich bezighoudt met de betekenis van symbolen, waarbij het in het bijzonder de bouwstenen van natuurlijke talen die voor de communicatie dienen ofwel woorden en zinnen betreft.'

Aldus Wikipedia.


Woorden die helemaal in onbruik zijn geraakt, zoek je gewoon op omdat je ze niet (her)kent. Maar woorden die wel nog gebruikt worden, maar van betekenis veranderd zijn, zijn het lastigste. Dat zijn de zgn. 'false friends'.


Een tip (zoals ik elders op deze site al heb gezegd): als je inderdaad besluit een King James Bijbel aan te schaffen en je gaat hem lezen en je komt er iets in tegen waar je qua levenswandel grote conclusies aan wilt of moet verbinden, zorg dan dat je elk woord dat er in die tekst staat, goed begrijpt. Dat kun je doen door Websters 1828 te raadplegen. Dit zal voorkomen dat je verkeerde conclusies eraan verbindt.


Ik wil hier een lijst aanleggen van woorden uit de King James Bijbel waarvan een aantal van betekenis veranderd zijn sinds de definitieve publicatie van deze vertaling in 1769. Ik zal daartoe woorden opzoeken in de Webster's Dictionary van 1828 (WD1828), die nog enigszins dichtbij die publicatiedatum staat. Overigens geeft die website vaak betekenissen met als illustratie Bijbelteksten. Heel interessant!


Ik heb aan ChatGPT gevraagd om een lijst van woorden, maar die geeft er hooguit 20, en ik vermoed dat het er meer zijn. Niet alle onderstaande woorden zijn echt van betekenis veranderd, maar zijn wel allemaal nuttig om te bestuderen.

acknowledge (Ps. 51:3) - met bijzondere aandacht opmerken

affect (Gal. 4:17; betekenis #5) - houden van, met genegenheid bezien

armhole (Eze. 13:18) - oksel, gat in een kledingstuk waar je je arm doorheen steekt

carefulness (Eze. 12:18) - bezorgdheid, angst, waakzaamheid

concupiscence (Col. 3:5) - begeerte (naar vleselijke dingen), (seksuele) lust, verlangen naar wereldse goederen

conversation (Gal. 1:13) - gedrag, intieme omgang, attitude

debate (Rom. 1:29) - tegenspraak, gelijk willen hebben

despiteful (Rom. 1:30) - kwaadaardig

dig (Eze. 8:8) - openbreken

discretion (Spr. 3:21) - kennis met verstand, onderscheidingsvermogen om in combinatie met voorzichtigheid kritisch te beoordelen wat correct en gepast is, de vrijheid of de kracht om te handelen zonder beïnvloeding door anderen

dividing (2 Tim. 2:15) - uitdelen (m.a.w. hier: ieder het juiste (ant)woord toebedelen; zie ook Col. 4:6, "... opdat u weet hoe u iedereen moet antwoorden.")

divination (Eze. 12:24) - waarzeggerij, voorspelling

dread (Deu. 11:25) - grote angst gecombineerd met ontzag en respect

equity (Spr. 1:3) - als eerste betekenis geeft WD1828: onpartijdige rechtspraak, billijkheid

frontlet (Deu. 6:8) - voorhoofdsband, iets wat op het voorhoofd gedragen wordt

froward (Spr. 10:31) - weerspannig, tegendraads, afkerig, onverzettelijk, onwillig

habergeon (Neh. 4:16) - maliënkolder

hardness (2 Tim . 2:3; bet. #10) - ontberingen, beproevingen, moeilijkheden

heed (Psa. 119:9) - denken aan, zorgvuldig in ogenschouw nemen, opmerken, waarnemen, aandacht besteden aan

imperious (Eze. 16:30) - dictatoriaal, autoritair

incontinent (2 Tim. 3:3) - de eigen passies of lusten niet in de hand hebben, onkuis

lade (Neh. 4:12) - (vracht) inladen, (water) putten, een last leggen op

lap (Neh. 5:13) - het losse, onderste gedeelte van een jas of mantel; het onderste deel van een jas of mantel dat heen en weer zwaait tijdens het lopen

let (Rom. 1:13; 2 Thess. 2:7; bet. #5 in WD1828) - beletten, hinderen, blokkeren; dit in tegenstelling tot het moderne woord 'let', dat 'toelaten' betekent (een echte 'false friend' dus)

lock (Eze. 8:3; bet. #6 onder LOCK, noun [Latin floccus, Eng. lock]) - een pluk haar, haarlok

meat (Luk. 8:55) - eten in het algemeen; het vlees van dieren als voedsel; geestelijke voeding; geestelijke troost die de ziel verheugt; de meer diepzinnige leer van het Evangelie; ceremoniële verordeningen

meet (2 Tim. 2:21; Rom. 1:27) - geschikt, bevoegd, gekwalificeerd voor een gebruik of doel

moderation (Fil. 4:5) - mildheid, terughoudendheid, zachtmoedigheid, verdraagzaamheid, geduld, gematigdheid, gepastheid, billijkheid (zie ook: King James Bible Dictionary)

mortify (Col.3:5) - onderwerpen, verootmoedigen

porter (Joh. 10:3; bet. #1) - deurwachter, portier

prating (Spr. 10:8, 10) - nutteloos praten, omhaal van woorden gebruiken, woordenrijk zijn

prolong (Eze. 12:22; bet. #3) - uitstellen, vertragen

prove (Deu. 8:2; Rom. 12:2) - beproeven, een onbekende eigenschap achterhalen 

ravening (Luk. 11:39) - begerig naar roof, hebzucht, gulzigheid

resort (Joh. 10:41) - zich wenden tot, zich voegen bij, terugvallen op

scrip (Luk. 10:4; bet. #1) - een klein tasje, beurs

sherd of shard (Eze. 23:34) - scherf

seethe (Deu. 14:21) - koken, eten bereiden in een hete vloeistof

similitude (Deu. 4:15-16) - gelijkenis, iets wat qua uiterlijk of eigenschappen lijkt op

slothful (Rom. 12:11) - de kantjes eraf lopend, lui, inactief

sluggard (Spr. 10:26) - iemand die gewoonlijk lui is

straitened (Spr. 4:12) - hier: versmald, beperkt

study (2 Tim. 2:15, 1 Thess. 4:11; bet. #3 van STUDY, verb intransitive[Latin]) - een inspanning doen; maar op grond van de betekenis van 'dividing' (zie boven) kan toch bedoeld zijn: studeren, het denken en de gedachten richten op

subtilty (Spr. 1:4) - verfijning, extreme scherpzinnigheid, geslepenheid

succo(u)r (Hebr. 2:18) - zich haasten om te helpen of ondersteunen

whit (Deu. 13:16) - jota, punt, het kleinste van het allerkleinste

victuals (Luk. 9:12) - eten, voeding voor mensen

wrest (Deu. 16:19) - (de rechtspraak) verdraaien, als "thou shalt not  wrest judgment"

wroth (Neh. 4:1, 7) - heel boos, uiterst geërgerd

De lijst die ChatGPT geeft, is de volgende:


Hier is een lijst met woorden uit de King James Bible (1611 en 1769) die tegenwoordig een andere betekenis hebben gekregen:


  1. Let (WD1828; betekenis #5) – In de KJV betekent dit "tegenhouden" of "verhinderen" (2 Thessalonicenzen 2:7), terwijl het nu "toestaan" betekent.
  2. Suffer (WD1828; betekenis #3) – Betekende vroeger "toestaan" of "toelaten" (Marcus 10:14: "Suffer the little children"), terwijl het nu "lijden" betekent.
  3. Meat – Verwees naar voedsel in het algemeen, niet alleen vlees (Genesis 1:29).
  4. Corn – Betekende oorspronkelijk "graan" in het algemeen en niet specifiek maïs.
  5. Charity – Betekende "liefde" in de zin van goddelijke liefde of naastenliefde (1 Korinthiërs 13), terwijl het nu meer wordt geassocieerd met "liefdadigheid".
  6. Conversation – Verwees naar gedrag of manier van leven (Filippenzen 1:27), terwijl het nu "gesprek" betekent.
  7. Prevent – Betekende "voorafgaan" of "iemand vóór zijn" (Psalm 59:10), in plaats van "voorkomen".
  8. Quick – Betekende "levend" (Hebreeën 4:12: "the word of God is quick and powerful"), terwijl het nu "snel" betekent.
  9. Study – (onder verb intransitive, betekenis #3) Betekende "inspannen" of "je best doen" (2 Timotheüs 2:15: "Study to shew thyself approved unto God"), terwijl het nu vooral verwijst naar leren.
  10. Peculiar – Betekende "eigendom van" of "speciaal uitverkoren" (Titus 2:14), terwijl het nu "vreemd" of "eigenaardig" betekent.
  11. By and by – (#14) Betekende "onmiddellijk" (Lucas 21:9), terwijl het nu "binnenkort" betekent.
  12. Ghost (zoals in Holy Ghost) – Werd vroeger gebruikt voor "geest", maar wordt nu meestal vervangen door "Spirit" om verwarring met "spook" te voorkomen.
  13. Coast – Betekende "grens" of "gebied" (Jozua 19:29), terwijl het nu "kustlijn" betekent.
  14. Carriage – Verwees naar "bagage" of "bezittingen" (Handelingen 21:15), terwijl het nu een vervoermiddel betekent.
  15. Lust – Betekende oorspronkelijk gewoon "verlangen" zonder de negatieve connotatie van seksuele begeerte (Jakobus 1:14).
  16. Wist – (de betekenis wordt gegeven onder 'Wis') Ouderwetse verleden tijd van "to wit" (weten), tegenwoordig verouderd.
  17. Damnation – Kon in de KJV gewoon "veroordeling" betekenen zonder de moderne theologische lading van eeuwige verdoemenis (Romeinen 13:2).
  18. Simplicity – Betekende "oprechtheid" of "eenvoud van hart" (2 Korinthiërs 11:3), terwijl het nu ook "domheid" kan betekenen.
  19. Tarry – Betekende "wachten" of "verblijven" (Handelingen 1:4), terwijl het nu ouderwets is geworden.
  20. Brass – Werd gebruikt voor koper of een koperlegering in het algemeen, terwijl het nu vaak specifiek messing betekent.


De links naar WD1828 zijn door mij toegevoegd.

Toen ik via Whatsapp dezelfde vraag stelde aan de AI functie van Meta, kreeg ik de volgende reactie:


In the King James Version (KJV) of the Bible, "false friends" refer to words or phrases that have changed in meaning over time, potentially leading to misunderstandings. Here are some examples:


1. "Awful" (e.g., Psalm 68:35) - Originally meant "awe-inspiring" or "fearful," not "bad" or "unpleasant."

2. "Prevent" (e.g., 1 Thessalonians 4:15) - Meant "to go before" or "to precede," not "to stop" or "to hinder."

3. "Silly" (e.g., 2 Timothy 2:23) - Meant "harmless" or "innocent," not "foolish" or "ridiculous."

4. "Vile" (e.g., Psalm 22:6) - Meant "of little value" or "common," not necessarily "morally reprehensible."

5. "Conversation" (e.g., Philippians 3:20) - Meant "behavior" or "manner of life," not just "talk" or "verbal exchange."

6. "Cousin" (e.g., Luke 1:36) - Meant "relative" or "kinsman," not necessarily a first cousin.

7. "Ghost" (e.g., Matthew 14:26) - Meant "spirit" or "soul," not necessarily a disembodied spirit.

8. "Quick" (e.g., Acts 10:42) - Meant "alive" or "living," not necessarily "swift" or "prompt."

9. "Render" (e.g., Matthew 22:21) - Meant "to give back" or "to pay," not necessarily "to translate" or "to interpret."

10. "Stubborn" (e.g., Deuteronomy 21:18) - Meant "stiff-necked" or "unyielding," not necessarily "uncooperative" or "obstinate."


Keep in mind that the KJV was translated in the early 17th century, and the English language has evolved significantly since then.